In 25 procent van de gevallen kan de vorige eigenaar het bedrijf voor een prikkie terugkopen

Onlangs las ik een artikel in het Financieel Dagblad dat het met The Learning Network (TLN) slecht gaat. Onder deze naam is het bedrijf van schoolboekenhandelaar Van Dijk uit Kampen in 2016 onder nieuwe eigenaren voortgezet.

De oprichters van Van Dijk hebben er toen 300 miljoen euro voor ontvangen. Een superbedrag. Blijkbaar zag de koper veel potentie in het vermarkten van schoolboeken. Ook in mijn middelbare schooltijd zorgde Van Dijk voor de boeken en kocht ze ook weer in. Zij hadden een marktaandeel van op het laatst 70 procent. Superondernemers.

Misschien zagen zij ook al in dat dit op den duur niet meer zou werken en hebben zij daarom gecasht. En wisten zij al dat de uitgevers de tussenschakel van de schoolboekenhandel in gingen pikken. Dit is dus gebeurd en nu staat het bedrijf weer in de etalage. Er moet op korte termijn wat gebeuren anders komen de kopers van destijds in de financiële problemen.

‘Zorg dat je 25 procent van de verkoopopbrengst beschikbaar houdt’

Toen ik dat las, dacht ik aan wat ik klanten die hun bedrijf verkopen altijd voorhoud: zorg dat je 25 procent van de verkoopopbrengst beschikbaar houdt, en niet langdurig in iets anders investeert. Want het kan zo zijn dat je het bedrijf voor 25 procent of minder terug kan kopen. En dat gebeurt ook regelmatig. Dan poetsen ze het bedrijf weer op en verkopen het na 3 tot 5 jaar opnieuw, voor het dubbele bedrag.

Uit de krant begreep ik dat een van de twee verkopers het wel weer wil kopen. Dus het is een kwestie van tijd om te vernemen dat dit gebeurd is. Ik breng het wat simpel maar in grote lijnen gaat het meestal zo. Soms zijn er complicaties, zoals: hoe moeilijk doen de financiers die destijds de koopsom gefinancierd hebben, en – mocht het tot een faillissement komen – hoe staat de curator er in, heeft hij het druk en wil hij het snel en efficiënt afronden of wil hij ook nog wat stokpaardjes berijden en daarmee de zaak vertragen?